Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Wet educatie en beroepsonderwijs

 

Artikel 4.2.4 Geschiktheidsverklaring zij-instroom in het beroep van docent
1
Aan degene die niet in het bezit is van een in artikel 4.2.1, tweede lid, onder b, genoemd getuigschrift of diploma respectievelijk genoemde erkenning van beroepskwalificaties wordt door het bevoegd gezag dat voornemens is betrokkene te benoemen een geschiktheidsverklaring afgegeven, indien de betrokkene naar het oordeel van het bevoegd gezag:
a
vakinhoudelijk bekwaam is en geschikt is voor het beroep van docent, en
b
voldoet aan de in artikel 4.2.3, derde lid, onder a genoemde eisen, blijkend uit het bezit van een getuigschrift als bedoeld in artikel 7a.4 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, of
c
in staat is verantwoord les te geven en binnen twee jaar na benoeming of tewerkstelling zonder benoeming tot docent te voldoen aan de in artikel 4.2.3, derde lid, onder a, genoemde eisen.
2
Het bevoegd gezag geeft de in het eerste lid bedoelde verklaring slechts af, indien:
a
betrokkene in het bezit is van een getuigschrift van een met goed gevolg afgelegd afsluitend examen van een opleiding in het wetenschappelijk onderwijs of in het hoger beroepsonderwijs als bedoeld in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, niet zijnde een getuigschrift als bedoeld in artikel 4.2.1, tweede lid, onderdeel b 1° tot en met 4°,
b
betrokkene in het bezit is van een erkenning van beroepskwalificaties als bedoeld in artikel 5 van de Algemene wet erkenning EG-beroepskwalificaties,
c
betrokkene in het bezit is van een buitenlands getuigschrift of diploma dat gelijkwaardig is aan een onder a bedoeld getuigschrift of een onder b bedoelde erkenning van beroepskwalificaties, of
d
betrokkene ten minste drie jaren ervaring heeft in de praktijk van het beroep waarop het desbetreffende onderwijs is gericht en naar het oordeel van het bevoegd gezag door een combinatie van opleiding en ervaring geacht wordt te beschikken over een kwalificatieniveau dat vergelijkbaar is met het onder a tot en met c bedoelde kwalificatieniveau, en
e
de gevolgde opleiding en de maatschappelijke of beroepservaring van betrokkene, in onderlinge samenhang bezien, naar het oordeel van het bevoegd gezag van voldoende belang zijn in verhouding tot de beoogde werkzaamheden aan de instelling.
3
Indien betrokkene niet in het bezit is van een getuigschrift als bedoeld in artikel 7a.4 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, stelt het bevoegd gezag vast, welke scholing en begeleiding voor betrokkene noodzakelijk zijn om binnen twee jaar na benoeming of tewerkstelling zonder benoeming te kunnen voldoen aan de in artikel 4.2.3, derde lid onder a, genoemde bekwaamheidseisen ten aanzien van pedagogisch-didactische kennis, inzicht en vaardigheden.


Jurisprudentie bij dit artikel

  • Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.

  • Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.
  •